De lerende docent

In ontmoeting de volgende stap te zetten

Concentrisch leren en scaffolding.

IMG_5085Gister ging het in de curriculumontwerpgroep over concentrisch onderwijs.  Waar het ook om draaide is: hoe ordenen we de leerinhouden. Als verlengde van, wanneer toetsen we welke eindtermen.

De mogelijkheden om leerinhouden te ordenen zijn volgens dit artikel:

Bij het inrichten van het onderwijs is het belangrijk om na te denken over de ordening van de leerinhouden. Er zijn verschillende mogelijkheden. Om een paar voorbeelden te noemen:

  • Thematisch onderwijs. Kinderen verkennen een thema uit hun leef- en belevingswereld. De diverse vakgebieden komen daarbij aan de orde.
  • Cursorisch onderwijs. Dit heeft een systematische opbouw, waarbij de onderdelen na elkaar zijn gepland. Het is een afgebakend geheel.
  • Concentrisch onderwijs. Hierbij komt de leerinhoud gedurende de basisschooltijd enkele keren aan de orde. Elke keer wordt het iets moeilijker en wordt de leerinhoud uitgebreid.
  • Exemplarisch onderwijs. Bij exemplarisch onderwijs wordt een keuze gemaakt uit een overdaad aan informatie, waarbij er natuurlijk wel de essentie aan de orde komt. De leerinhoud dient ook als voorbeeld voor andere onderwerpen. Het voorbeeld moet daarom zorgvuldig gekozen worden en alle belangrijke aspecten van het onderwerp bevatten.
  • Omgevingsonderwijs. Hierbij wordt de omgeving van kinderen, zoals zij die beleven, als uitgangspunt genomen.

Later op de bank liet ik het nog even aan me voorbij gaan. De gesprekken. Dat je terugkomt op kennis, verdiept, opdat de student het kan toepassen in het werkveld. De vraag naar de zelfstandigheid van de student. Kwam naar voren in de vraag: Wat kan hij zelf opzoeken. Het gesprek kwam op kapstokken. Kennis die je moet “hebben” om te kunnen beoordelen of de vervolgkennis relevant/betrouwbaar is. Tijdens dat bankzitten van mij kwam scaffolding bovendrijven.

Even beschrijven hoe ik daar kwam. Eerst, wat is concentrisch leren en de relatie met Bloom. Dan wat meer over scaffolding.

Concentrisch leren en Bloom.

Het is niet vreemd dat concentrisch leren genoemd wordt. Dat past uitstekend bij Bloom. Dat wat we gebruiken om onze toetsingsdoelen te formuleren. Even heel kort hoe ze linken van deze site:

Zijn alternatief heette mastery learning, in Nederland bekend geworden onder de naam beheersingsleren. Het achterliggende idee was dat elke student dezelfde stof kon leren beheersen, en dat op een behoorlijk hoog niveau, mits hij of zij daar maar genoeg tijd voor kreeg.

Hij zette de aanval in op het “geloof onder docenten” dat een derde van de studenten goed presteert, een derde het wat minder goed doet en een derde niet slaagt”.
Volgens Bloom moest het mogelijk zijn veel meer studenten, ‘wel vijfennegentig procent’, dezelfde stof bij te brengen. Magere studieprestaties zouden het gevolg zijn van een onderwijssysteem dat onvoldoende rekening hield met de verschillen in leervermogen en leertempo tussen individuele studenten.

De taxonomie van Bloom is een begrip. Het geeft de verschillende niveaus van begrijpen aan. Uit analyse van examens bleek dat wij in hoofdzaak op de laagste twee vormen van begrijpen toetsen.
Zijn theorie geeft een instrument om begrippen op het juiste niveau te onderwijzen. Concentrisch leren is mede op deze gedacht gebaseerd.

Concentrisch leren
Bij concentrisch leren komen onderwerpen en dus begrippen terug hogere leerjaren en worden daar op een hoger abstractieniveau onderwezen.

Taxonomie van Bloom
Je kunt iets begrijpen op verschillende niveaus. het volgende niveau omvat altijd de onderleggende niveaus. Voor het ene onderwerp kan je begrip op het niveau “Begrip” liggen terwijl het voor een ander onderwerp op het niveau “Evaluatie” kan liggen. Het begrip moet niet verward worden met IQ.

Vraag die bij me opkomt: Hoe kan je dat terugkomen op de stof doen zonder dat de docent het gevoel heeft dat hij de vorige cyclus aan het overdoen is? (Het lijkt soms alsof de studenten veel vergeten zijn tussendoor)

Scaffolding

Nou ben ik in het boek ” Je Binnenste Buiten, over professionele identiteit in organisaties” aan het lezen. Daar gaat het over de professional (pg 87) als:

Een professional is iemand die ervoor kiest en zich erop toelegt om, met behulp van specialistische kennis en ervaring, klanten op een competente en integere manier steeds beter van dienst te zijn. Daarbij maakt hij gebruik van, en draagt actief bij aan, een community van medeprofessionals die het vak bij voortduring ontwikkelen (Ruijters $ Simons, 2014)

Steeds duidelijker blijkt dat een professional worden een ding is, maar dat professional blijven een heel ander verhaal is. Het uitgangspunt van committent en vervolgens integer handelen heeft dus de noodzaak van een lerende instelling van de professional als rechtstreeks gevolg. De kennisintensiteit, dynamiek en toenemende complexiteit maken dat het eigen handelen en de eigen keuzes steeds weer onderwerp van reflectie dienen te zijn.

En ik vraag me af wat we kunnen inbouwen in ons onderwijs dat studenten tegelijkertijd met professional worden een methode aanleren om professional te blijven.

Hoe doe ik dat eigenlijk, dat professional blijven als docent. Ik bouw verder op kennis die ik al bezit, weet daarmee welke nieuwe kennis enigszins relevant/betrouwbaar is, kijk wat die nieuwe kennis voor mijn werk voor betekenis heeft, zoek hulp voor die stukjes die ik niet begrijp. probeer uit of ik er iets mee kan.

En dat is het moment dat scaffolding komt bovendrijven. Is dat dan iets? Judith heeft er een hele informatieve blog over geschreven. Ik neem een klein stukje over.

Scaffolding betekent letterlijk steiger of ondersteuning en staat voor hulp die aangepast wordt aan het begrip en de voorkennis van een student. Net als een steiger, wordt deze hulp weer weggenomen als de hulp niet meer nodig is. Scaffolding bevordert de autonomie van de student, de verantwoordelijkheid voor eigen leerproces wordt meer bij student gelegd. Dit vindt plaats door middel van ‘fading‘: het geleidelijk af laten nemen van hulp. Door te scaffolden wordt actieve kennisconstructie gestimuleerd en hulp wordt gedifferentieerd gegeven (aangepast aan het niveau van de lerende, dit wordt ook wel contingent lesgeven genoemd). Een methode die aansluit bij de zelfsturend/zelfregulerend leren.

Conceptualmodelofscaffolding

Van de Pol, J., Volman, M., & Beishuizen, J. (2010). Scaffolding in teacher–student interaction: A decade of research. Educational Psychology Review, 22(3), 271-296.

Scaffolding is een dynamisch proces dat plaatsvindt in interactie tussen mensen en nauw gerelateerd aan bij theorie van Vygotski (Zone van Naaste Ontwikkeling -daag lerenden uit net een stapje verder te gaan-). Wat kan een lerende al zelf, en waar kan de lerende  komen met behulp van de docent, in interactie met anderen.
Scaffolding is een methode, de theorie van scaffolding gaat meer in op hoe je dat doet, de interventies.

Zoals altijd helpt de video mij meer dan tekst om te begrijpen hoe dat er dan uit zou zien in het onderwijs van iedere dag. Dus die plaats ik deze wel. Net als de link naar de nederlandse samenvatting van het onderzoek ernaar.
scaffolding

Miniconclusies

Mij bevalt het beeld van verderbouwen met net genoeg steun. En van “net dat stukje aanbieden dat de student 6 stappen verder kan”

Oei en nu blijkt, als ik moet kiezen tussen concentrisch en thematisch onderwijs, dan kies ik voor thematisch. (omwille van betekenisvol voor de student, makkelijkere aansluiting met een taak, een vraag in het werkveld)

Verder Bericht

Vorige Bericht

2 Reacties

  1. Judith van Hooijdonk 10 maart 2016

    wellicht kan je ook nog iets met het 4C/ID model? http://icto.community.zuyd.nl/2016/03/07/4cid-model-onderwijsontwerpen/ (komt dinsdag in de Nieuwsflits ;))

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

© 2024 De lerende docent

Thema door Anders Norén